SEPTEMBER

Hoewel er in deze maand nog hele zonnige dagen kunnen voorkomen, worden de dagen al merkbaar korter. Het zaai- en plantseizoen voor de oogst van dit jaar is al bijna voorbij. Wat we nu nog zaaien in de volle grond overwintert meestal op het land om in het voorjaar door te groeien. Maar wie goed getuinierd heeft kan in deze maand volop oogsten.

*geeft aan dat er tips worden gegeven.

zaaien, in de volle grond:

  • winterkropsla
  • *snijbiet
  • winterspinazie
  • veldsla
  • *groenbemesters.
zaaien, in de platte bak of onder folie:
  • radijs
  • rammenas
  • *veldsla
  • raapsteeltjes.
  • planten, in de volle grond: rabarber, *aardbeiplanten.
planten, in de volle grond:
  • rabarber,
  • *aardbeiplanten.
*planten, in de platte bak of onder folie:
  • andijvie
  • bindsla
  • koolrabi
  • kropsla
  • peterselie
  • polletjes bieslook
  • snijselderij.
*verzorgen en oogsten:

gieten bij droogte, grond verzorgen, late aardappelen rooien, tomaten, pompoenen en droogbonen oogsten, composthoop opzetten of eventueel de hoop omzetten.

*Snijbiet

Meestal wordt snijbiet in het voorjaar gezaaid en kan dan vanaf half mei geoogst worden. Maar we kunnen de planten de winter doorhelpen. Ze worden dan aangeaard en met rijshout, (dit is snoeihout met veel zijtakken) of stro afgedekt zodra de vorstperiode begint. Maar ook als we deze groente begin september als nateelt zaaien, kan er al heel vroeg in het voorjaar van geoogst worden. Let op dat er niet gezaaid wordt waar al eerder in het jaar snijbiet, spinazie of bietjes hebben gestaan anders raakt uw wisselteeltplan in de war. De rij afstand I's 25 á 30 cm. Uitdunnen in de rij op 15 á 20 cm. Ook deze jonge plantjes worden aangeaard en afgedekt als het gaat vriezen. Tot juli kan van deze overwinterde planten worden geoogst, daarna schieten ze in het zaad.





*Groenbemesters

Vooral bij tuiniers die weinig nateelten op de tuin hebben staan, zijn er al verschillende bedjes leeg geoogst. Als die bedjes braak blijven liggen zullen er door de herfst- en winterbuien heel wat voedingsstoffen uitspoelen en gaat de structuur van de grond achteruit. Dit kan worden voorkomen door een groenbemester in te zaaien. Onder groenbemesters verstaan we die planten die we niet voor menselijke consumptie gebruiken, maar alleen voor de bemesting en verbetering van de grond. De groenbemesters bedekken de grond, zodat deze bij hevige regen niet 'dichtslaat' en ze nemen voedingsstoffen op. Deze spoelen nu niet uit, maar komen bij het verteren van de groenbemester weer beschikbaar voor de planten die we willen oogsten. Kleigrond is in het voorjaar eerder droog, omdat de wortels van de groenbemester de grond beter doorlaatbaar maken.

Zandgrond houdt vocht en voedingsstoffen beter vast omdat bij het verteren van de groenbemester de humusvoorraad omhoog gaat. Ook remmen we door het inzaaien van een groenbemester de groei van het onkruid af Sommigen laten in het najaar het onkruid gewoon doorgroeien. "Als ik dit in het voorjaar onderspit is het toch ook een groenbemester ". Inderdaad is het voor de structuur van de grond niet slecht om dit te doen. Als de dagen korter worden schiet het onkruid echter heel gauw in het zaad. In het voorjaar. als we onze groenten zaaien, zal ook dit onkruidzaad ontkiemen. Niet alleen bovengronds zijn groenbemesters nuttig, ook ondergronds doen ze veel goeds. Grassen en granen bedekken de grond goed en leveren veel organisch materiaal. Alle vlinderbloemigen zorgen voor organische stikstof, omdat op hun wortels bacteriën zitten die stikstof uit de lucht halen. Diepwortelende, zoals lupine en lucerne maken de grond tot op grote diepte doorlaatbaar en ze halen de uitgespoelde meststoffen weer naar boven. Sommige groenbemesters kunnen onopneembare deeltjes uit de grond vrijmaken die later, als ze verteren, weer beschikbaar komen voor onze groenten. Grassen en granen brengen kalium aan, de lupine kalk en fosfor en lucerne maakt fosfor, kalium en bepaalde sporenelementen zoals zink beschikbaar. Van nog veel meer planten is bekend van welke mineralen ze de grond voorzien.

Variatie en een goede vruchtwisseling is dus niet alleen belangrijk omdat planten voedingsstoffen opnemen, maar ook omdat planten mineralen teruggeven. Als u een groenbemester heeft gekozen die ‘s winters bevriest, blijft deze als een langzaam verterende laag de grond bedekken. Het bodemleven gaat hieronder lang door en in het voorjaar is de grond lekker rul. Na half september kunnen alleen de graansoorten, zoals de winterrogge, nog gezaaid worden. Deze bevriezen niet en moeten dus na de winter afgemaaid en ondergespit of naar de composthoop worden afgevoerd. Als u dit teveel werk vindt kunt u de braakliggende grond in de wintermaanden bedekken met organisch materiaal. Halfverteerde compost, afgemaald gras, stro, boomblad, koolblad of wat er maar voorhanden is, zorgt ervoor dat de grond niet dichtslaat en remt de onkruidgroei af, wat in het voorjaar niet verteerd is kan afgeharkt en naar de composthoop gebracht worden.

*Veldsla

Meestal wordt veldsla als nateelt in de volle grond gezaaid. Er hoeft geen nieuwe bemesting gegeven te worden. Omdat veldsla de enige groente van de valeriaanfamilie is, hoeft hij niet in het wisselteeltplan worden opgenomen. Het kan dus elk vrijgekomen plekje benutten. Als er gezaaid wordt vóór september kan er in de winter van geoogst worden.

Wordt er laat gezaaid, sommigen zaaien wel tot begin oktober, dan overwintert de veldsla als een klein plantje en groeit pas later uit tot een oogstbaar formaat. Na het ondiep zaaien, wordt het zaaibed goed aangedrukt. De rijen komen op 15 cm van elkaar en in de rij wordt er eerst dun gezaaid en later uitgedund op 5 cm. Regelmatig schoffelen en wieden is belangrijk, want veldsla onderdrukt het onkruid slecht en heeft gauw last van smeul, een schimmelziekte die de voet van de plant aantast. Door een ruime plantafstand en een onkruidvrij bedje kan de plant snel opdrogen en wordt deze ziekte voorkomen. Veldsla verdraagt wel een paar graden vorst, maar bij strenge vorst (vanaf -7' C) kunnen we de planten beter afdekken met stro of rijshout. Soms schiet laat gezaaide veldsla al vroeg door en krijgt het een bittere smaak. Om zeker te zijn van een goede oogst wordt er vaak in de platte bak of onder folie gezaaid. De plantjes groeien dan goed door en ook bij slechte weersomstandigheden, zoals vorst of sneeuw, kan worden geoogst. Bij vorstvrij weer goed luchten, i.v.m. de gevoeligheid voor smeul. Wie het leuk vindt om zelf zaad te winnen van groenten kan dit bij de veldsla heel gemakkelijk doen. Laat hiervoor een paar plantjes staan op 20 tot 30 cm van elkaar. In mei gaan ze bloeien. Het lijkt op een biedermeierboeketje met kleine grijsblauwe, vergeet-mij-niet-achtige bloemetjes. Ze worden bestoven door insecten. In juni worden de zaden rijp. Wat we zien zijn de vruchtjes die elk drie hokjes hebben. Twee daarvan zijn leeg en in één zit een zaadje. De vruchtjes zijn lichtbruin, vrij groot en toch heel licht van gewicht.

Wie te laat is met het oogsten van de zaden en op zandgrond tuiniert kan de grond onder de plant uitzeven. Dit zaad liever niet meteen gebruiken, want alleen overjarig zaad kiemt goed.

*Aardbeiplanten

Doordragende rassen worden vaak in potten verkocht. Ze hebben dan een goede wortelkluit en kunnen nu nog net geplant worden. Ostara is een goed dragend en heel smakelijk ras. Het planten moet zorgvuldig gebeuren. Het hart moet net boven de grond komen. Te diep gezette planten rotten gemakkelijk weg en omdat de aardbei oppervlakkig wortelt, verdroogt de plant als ze te hoog wordt gezet. De aardbeiplanten na het uitplanten goed begieten. Een mulchlaag rond de plant helpt het aanslaan. Vaak wordt gezegd dat oude aardbeiplanten steeds kleinere vruchten geven. Als u de planten goed bemest en vooral een flinke mulchlaag geeft, zult u hier niet zoveel van merken. Wel is het zo dat aardbeiplanten elk jaar meer groeipunten krijgen. Omdat de planten dan dichter op elkaar komen te staan is in een natte zomer de kans op een schimmelaantasting veel groter. Als uw oude aardbeiplanten gezond zijn en nog goed dragen, kunt u ze delen en de stukken weer op een nieuw bedje uitplanten. Liever niet daar waar kolen hebben gestaan, want aardbeien en kolen verdragen elkaar niet. (Radijsjes en knolletjes horen ook bij de koolfamilie).



*Planten in de platte bak of onder folie

Wat nu in de beschutting hiervan wordt uitgeplant groeit vaak verrassend lang door. Hagel en slagregens, die funest kunnen zijn voor groenten deren hen nu niet. Zelfs een graadje vorst wordt door veel planten wel doorstaan als er maar geen harde en uitdrogende wind bijkomt.

Om ook in de winter verse kruiden te kunnen oogsten is het handig om nu wat planten over te zetten in de platte bak of onder een folietunnel. Peterselie, snijselderij en ook bieslook zijn hiervoor geschikt. Vooral het bieslook heeft veel water nodig, vergeet dit in de winter niet.

*Verzorgen en oogsten

Ook in september moeten we regelmatig met de schoffel of cultivator. de grond losmaken. Als er veel regen valt kan de grond dichtslaan. De wortels van de groenten krijgen dan gebrek aan zuurstof. Hierdoor groeien ze slecht en worden soms geel. Vooral bij prei en spinazie kunnen we dit zien.

Het onkruid dat laat in het jaar ontkiemt schiet heel gauw in het zaad, wie lang doorgaat met schoffelen heeft hier het volgend jaar profijt van.

Spruitkool wordt opgeschoond. Dit wil zeggen dat de vergeelde bladeren en de 'losse' spruitjes worden weggehaald. De latere spruitjes groeien dan beter door en worden steviger. Niet alleen de spruitkool, maar ook andere kolen die lang op het land staan, waaien door de harde wind vaak scheef. Door ze aan de voet aan te aarden staan ze steviger. Op erg winderige plekjes eventueel met een stok aanbinden.

Zodra de droogbonen vergelen oogsten we de gehele plant. De planten worden op een droog en winderig plekje te drogen gehangen. Bescherm ze tegen de vogels!!! Pas als de zaden in de peulen rammelen worden ze gedorst. Wie dit op de tuin doet kan telkens een bosje tegen de schuine kant van een kruiwagen houden en hierop met een stok slaan zodat de bonen uit de droge peulen springen. Een andere manier is: telkens een hoeveelheid in een jute zak of een oude sloop doen en hierop slaan. Soms blijkt pas tijdens het bewaren dat de bonenkever uw oogst heeft aangetast. Deze kevers zetten hun eitjes af op de rijpende peulen en de larven die hieruit komen boren zich in het zaad. Ook tijdens het bewaren plant deze kever zich voort, zodat de gehele oogst verloren kan gaan. Zelfs als zaaigoed kunnen deze bonen niet meer gebruikt worden, want er zijn door de larven vaak meerdere gaatjes geboord, zodat ook het kiempje beschadigd is. Wie niet onaangenaam verrast wil worden, kan de bonen een paar dagen in de diepvriezer leggen voordat ze op een droge plaats worden opgeslagen. Eventueel aanwezige 'mee-eters' leggen het loodje, maar de kiemkracht van de bonen blijft behouden. Wie een leuk oud of zeldzaam ras zelf doorkweekt, kan de bonen hiervoor blijven gebruiken.
Phytophthora, de aardappelziekte die ook tomaten aantast, geeft steeds meer problemen. Omdat wij een biologisch tuinierende vereniging zijn bestrijden we deze ziekte niet preventief met chemische middelen. We kunnen de ziekte wel op een andere manier proberen te voorkomen.

Maatregelen bij tomaten (zie augustus van de tuinplanner). Maar ook door de aardappelen en tomaten nu op een goede manier te oogsten kunnen we de ziekte in het volgend jaar voorkomen. De ziekte verspreidt zich door twee soorten sporen. Via oösporen, dit zijn overlevingssporen die in de grond op achtergebleven knollen en op loofresten overwinteren en via sporen (ziektekiemen) die zich via de lucht verspreiden.

Eén zieke plant kan dan in korte tijd een heel perceel aantasten.

Bij het rooien van de aardappelen moeten ook de hele kleine geoogst worden, want oösporen overleven een paar jaar in de grond. Het loof van tomaten en aardappelen niet op de composthoop gooien, maar in een dichte zak mee naar huis nemen om daar af te voeren.